Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht ter linden. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht ter linden. Sorteren op datum Alle posts tonen

vrijdag 28 juni 2013

ter Lindenbladzijde


Gisteravond was Carel ter Linden op bezoek bij Knevel en van den Brink.
Hij kwam uitleggen wat hij in Gods naam hier op aarde doet. Zo is de titel van zijn boek dat pas is verschenen. Misschien heeft hij al wel voldoende gedaan.

Jammer is dat hij veel te snel zijn ‘ding’ moest doen. Ik ben op dit moment in het boek van André Aleman bezig: ‘het Seniorenbrein’ en je ziet zo duidelijk dat de snelheid van denken en spreken van ter Linden zoveel langzamer is dan die van Tijs. Hij voelt zich er duidelijk ongemakkelijk bij. Jammer dat er niet meer tijd was. Zo’n man kan echt niet in tien minuten. Hopelijk komen er nog uitgebreidere interviews met hem.

In ieder geval legde hij uit dat het woord God een riskant woord is. Want wat bedoelen we ermee?
Alle volkeren hadden goden en de Joden hebben ze allemaal in de ban gedaan en er één overgehouden. Die noemen we God.
Waarom gaat hij voorbij aan het feit dat de Joden Hem geen God noemen maar een andere Naam hanteren. Hij is toch theoloog? Heeft dat dan geen betekenis?
Hij sprak erover dat we toch namen en verhalen nodig hebben om dingen te benoemen. Mee eens ja, dat praat wat gemakkelijker. Ook daarom hebben we al die verhalen uit de Bijbel nodig. Anders kunnen we met elkaar moeilijk over zin, zingeving, trouw, liefde, zonde, verzoening/vergeving enz. praten.
Pas ontdekte ik dat weer in een mailgesprek over de man-vrouw verhoudingen. Ik schrijf dan net zo gemakkelijk over een echt bestaande Adam en Eva terwijl ik er niet meer zo letterlijk in geloof. Maar in een gesprek over wezenlijke dingen zijn die verhalen dan heel belangrijk om elkaar direct te kunnen begrijpen.
Verder sprak ter Linden erover dat hij in gesprekken met biologen tot de conclusie was gekomen dat de schepping een ongericht proces is terwijl hij altijd heeft geloofd in een God die doelgericht bezig is. Hij vindt dat een probleem voor de theologie en daarom kan hij niet meer geloven in een persoonlijke God en Schepper.
Dat vind ik dan weer opvallend. Hij gelooft wat biologen dicteren en verbindt daar zijn eigen conclusie aan en denkt niet verder na.
Want wanneer de evolutie zo ‘doelloos’ is hoe komen wij dan aan het ‘instinct’ om toch altijd maar doelen te zoeken? Wanneer de ontwikkeling zinloos is, hoe komt het dat het zin zoeken dan zo in onze genen gebakken lijkt te zitten?
Biologen mogen trouwens vanuit hun professie helemaal niet spreken over doelen en zingeving. Dat behoort niet tot hun takenpakket. Dat moeten ze aan theologie of filosofie overlaten.
Natuurlijk is de mens vanuit de evolutiebiologie een toevalstreffer. Maar dat zegt toch verder niets?

Nu gaat ter Linden zelf zin geven aan zijn leven, wel met behulp van de Bijbel. Want het is een uniek boek. God is een geestelijke werkelijkheid die een appel doet op ons. Die van buiten komt als een tegenover.
Toen hij dat formuleerde verraste me dat wel weer. Eerst dacht ik nog: die man is de weg kwijtgeraakt en dan volgt er zo’n geloofsuitspraak!
Ik ga zijn boek eens lezen.

Van mij mag hij in de PKN blijven, net als toen ds. Hendrikse. Ketters zijn belangrijk, ze dwingen ons om onze geloofsbrieven opnieuw te bezien en goede tegenargumenten te zoeken. Niks mis mee!

Via het CIP is het tv fragment te bekijken en te beluisteren. Over de commentaren onder het bericht zal ik het maar niet hebben.

woensdag 31 januari 2018

ter Lindenbladzijde 2


Ds. Nico ter Linden is overleden. Broer van ds. Carel.
Eénentachtig jaar oud. Ik ken hem van ‘Het verhaal gaat’. Daar heb ik de eerste twee delen van.
Verder niet want vrijzinnige dominees, daar moest je voor oppassen.
Nu weet ik dat vrijzinnige dominees best wel vrij zinnige dingen kunnen zeggen. Zo ook in zijn verhalen die zo duidelijk de link hebben met onze tijden.
‘Er zaten maar twee kindertjes op de school met de Bijbel van Bersebar: Jakob en Esau.’
Wanneer ik hem vergelijk met Guus Kuijer, die ook de verhalen uit de Bijbel heeft herverteld, dan valt mij de milde en zachtmoedige toon van ter Linden op. Guus is veel sarcastischer en vooral in zijn tweede boek vond ik hem al beduidend meer anti-theïstisch.

Voor ter Linden was het belangrijk dat de verhalen blijvend worden doorverteld.
Ik kan het alleen maar met hem eens zijn. De verhalen hebben we nodig en zijn belangrijk om te leren over God en over het intermenselijke verkeer, ook al zijn sommige verhalen wetenschappelijk niet kloppend te krijgen met de naturalistische werkelijkheid. Dat doet er niet zo toe.
‘Wel waar maar niet echt gebeurd.’
Maar daarin ging Nico wel veel verder dan ik. Te ver.
Het is ook niet echt meelevend voor de joodse medemens om hun vaderlandse geschiedenis als ‘niet echt gebeurd’ te bestempelen.
Om over de opstanding van Jezus maar te zwijgen.

Op deze laatste dag van de week van de poëzie het gedicht van Bredero (1585 – 1618) wat voor ter Linde wel iets betekend heeft, zo begreep ik uit een interview.


AANDACHTIG GEBED

O Levendige God! eeuwig, goed en almachtig,
Aanschouw meelijdelijk mij droeve en neerslachtig
Een uitgekweelde man van sobere gestalt;
Gedoog niet dat hem nu de wanhoop overvalt,
Die toch een vijand is van Hemelse genade,
Want zij mijn arme ziel zou eeuwelijke schaden.
Ontvang, O Heere! toch het zuiverst’ van mijn hert,
Geef dat mij mijne zond’ niet toegerekend werd.
Neem mij, die hier op aard’ als vreemdeling moest zwerven,
In ’s Hemels borgerij na een godzalig sterven.
Ach! dat uw lieve Zoon, met zijn onschuldig bloed,
Voor mij, kenschuldige, de borgtocht voldoet.
Och! ik ben uitgeteerd en ga met smart betreden
De algemene weg van d’ouwde lang verleden.
O Heer! ik kijve niet, noch hadder niet met u.
Het sterven is mij lief, is ‘t U behagelijk nu,
Want gij hebt mij gemaakt en moogt mij weer ontmaken,
Wanneer ’t u wel gevalt. O God! vóór alle zaken
Beveel ik u mijn Ziel, o Zaligmaker goed!
Ick geer geen ander vreugd, ik zoek geen ander zoet,
Geen ander blijdschap, ach! noch ook geen liever lusten,
Als bij de Bruidegom van mijne ziel te rusten.





zaterdag 22 februari 2014

Wat doe ik hier in Godsnaam

Vorig jaar geschreven door Ds. Carel ter Linden. Geschreven op o.a. een vraag wat hij zijn kinderen zou willen nalaten over hetgeen hij nu geloofde. Ik las de vierde druk van augustus 2013.
Als ondertitel heeft het boek ‘een zoektocht’. Ik vraag mij af of die zoektocht is afgesloten.
Soms denk je dat en vervolgens komt er weer zo’n mooi zin dat ik mij afvraag hoe dat nu werkt in dat brein van hem.

Als ik het boek kort zou moeten typeren is het een humanistisch boek met een religieus sausje. Zonder saus is het evenveel waard. Een atheïst zou zeggen: hij durft het laatste, definitieve stapje voor zichzelf nog niet te nemen maar eigenlijk is hij al ‘daarbuiten’. Het boek ís een ‘daarbuiten’. (p 88) Ogenschijnlijk blijft hij hinken en wat krampachtig hangen aan de verhalen en waarden uit dat oude Boek.
Het grootste probleem voor hem is het lijden in de wereld. Hij weet er evolutionair gezien geen raad mee wanneer God echt zou bestaan. Maar wie weet dat wel? Ik denk ook dat het lijden van zijn vrouw hem over de rand heeft gekickt.

“Wanneer wij de God die in de Bijbel nooit staat aan de kant van de ziekte, maar altijd aan de kant van de zieke, willen zien als dezelfde God die deze wereld en alle leven heeft geschapen met ziekte en natuurrampen als onverbrekelijk daarbij behorend, dan ontkomen wij er inderdaad niet aan om, wat Paulus en Johannes doen, een verklaring te zoeken die deze innerlijke tegenspraak binnen God recht kan doen en met elkaar kan verbinden. Maar nogmaals, ik kan het niet meer.”

De crux zit ‘m in het woordje waarmee de zin begint: ‘Wanneer’. God staat naar mijn mening niet alleen aan de kant van de zieke, maar gebruikt een ziekte. Hij is de Schepper van het hele universum, de eindverantwoordelijke. Anders verval je in dualisme. Ik begrijp ook veel dingen niet maar mijn vertrouwen in de Almachtige is daarom niet weg.
Sinds ter Linden in de evolutietheorie is gaan geloven gelooft hij ook in een evolutie van de ervaring. Hij gelooft dat het Essentiële, zo noemt hij God, niet van buiten de mens komt maar van binnenuit. (p 164). Een paar bladzijden verder (p 171) zegt hij: “Het is mij een stap te ver om hem te beschouwen als het product van ons denken: de mens heeft God niet bedacht, hij heeft hem ontdekt.”
Wat moet je daar mee? Zo zitten er meer, naar mijn gevoel, tegenstrijdigheden in.

In relatie tot het hiernamaals benadrukt hij dat hij niemand iets wil afnemen maar ondertussen doet hij wel erg zijn best. Logisch wel. Soort van zelfhandhaving wat zinloos en doelloos is.
Het laatste hoofdstukje – 'het flinterdunne verschil tussen geloof en ongeloof' - wekt bij mij bevreemding op. Het lijkt wel of hij jaren onder een steen heeft gezeten. Hij zou eens langs moeten gaan bij allerlei religiefora. Daar zijn voortdurend gesprekken tussen gelovigen en ongelovigen.
Dan kan ter Linden denken dat de kloof tussen gelovigen en niet-gelovigen in zijn ogen minder groot is dan zij lijkt en op de manier waarop hij het geloof vormgeeft verschilt dat inderdaad niet zoveel van ongelovigen maar mijn ervaring is:
geloven of niet geloven; een wereld van verschil.
Wat ook een immens verschil maakt is het uitgangspunt: ga je uit van Goddelijke openbaringen of ga je ervan uit dat alle spreken over boven van beneden komt.
Ook dat is een wereld van verschil.

Conclusie; een nostalgisch terugblikkende en mijmerende ex- gelovige schreef een boekje. Wat hij nu precies wel of niet gelooft is mij nog steeds niet echt duidelijk.
Wel grappig: tijdens het lezen van het boek hoorde ik voortdurend zijn keurige stem in mijn hoofd alsof ie mij voorlas.
Voor wie interesse heeft hier de link naar Adieu God met Tijs van den Brink op 6 oktober 2013 waar hij zowaar twintig minuten kreeg.

gerelateerd aan ter Lindenbladzijde

vrijdag 23 maart 2018

Vertel, Verhelder en Verwonder


Een e-book van forum C met materiaal voor gesprekken over schepping en evolutie in kerken en kringen.

Dit boekje is verschenen naar aanleiding van de boeken van Gijsbert van den Brink (‘en de aarde bracht voort’) en Mart-Jan Paul (‘Oorspronkelijk’; overweging bij schepping en evolutie)
Van deze boeken staan, behalve artikelen van o.a. Stefan Paas, John Walton en René Fransen, samenvattingen in dit e-book en ik vond dat voor mijzelf een goedkope manier om kennis te nemen van het boek van M.J. Paul.
Zou ik interessante dingen lezen dan kan ik het alsnog aanschaffen.
Nou, er staat wel het één en ander in waar ik nog meer van wil weten maar ik vermoed dat het in het oorspronkelijke boek ook niet staat.
Een paar dingen die ik er uitgeplukt heb:


Bekend is de opvatting dat de eerste hoofdstukken van Genesis geen geschiedenis in onze zin van het woord beschrijven, maar meer een symbolisch karakter dragen. Hier is het gezag van de Schrijft in het geding, evenals de manier van lezen van deze hoofdstukken, de hermeneutiek.
Heeft de Christelijke kerk eeuwenlang de eerste elf hoofdstukken van Genesis en allerlei andere Bijbelgedeelten onjuist geïnterpreteerd?


Mijn vragen hierbij zijn: Waarom is het gezag van het de Schrift in het geding wanneer je niet letterlijk leest? Waarom is de hermeneutiek (uitleg, betekenis, interpretatie) ook in het geding?
Dat kwartje wil bij mij maar niet vallen en het wordt niet uitgelegd.
De Christelijke kerk heeft altijd naar eer en geweten, en naar het licht wat men toen had een interpretatie gegeven. Daar is niets mis mee. Maar soms komen we gewoon tot de ontdekking dat er ook andere, en soms betere manieren zijn. Ik denk ook even aan de ontdekkingen van Galileo.

Hoe kunnen toevallige gebeurtenissen verbonden zijn met Gods voorzienigheid en leiding?
Hoe verhoudt zich de wreedheid van de evolutie zich met Gods goedheid?
Paul haalt ter Linden aan: ‘ik bespeur geen enkele zin, doel of richting in dit hele proces’.


Natuurlijk kunnen voor ons ogenschijnlijk toevallige gebeurtenissen prima verbonden zijn met Gods voorzienigheid. Ik snap echt het probleem niet.
De verhouding wreedheid in de evolutie en Gods goedheid. Dat is een moeilijke ja.
‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen’.
Want datzelfde vraag ik mij af in deze tijd. Hoe verhoudt zich de menselijk wreedheid met en onder de Goddelijk toelating?
Het is voor mij te gemakkelijk om dat even af te doen met een zondenval.
Dan citeert Paul de mening van de ‘afvallige’ ter Linden. Een zwaktebod. Het zegt toch niets over de Voorzienigheid wanneer wij geen zin, doel of richting bespeuren?
Als evolutietheorie –gelovige vraag ik mij toch al af waarom wij altijd zo met doelgerichtheid en zingeving bezig zijn wanneer dat er evolutionair niet in zou zitten. Daarin verschil ik als gelovige met niet-gelovigen.

De lichamelijke ziekten hoorden niet bij de gewone natuur (zoals in de evolutietheorie wordt aangenomen) maar zijn een gevolg van de zonde, zodat plaatsvervanging nodig was. De Heiland is lichamelijk gestorven om ook de fysieke gevolgen van de overtreding van de mens ongedaan te maken.
Dat laatste geloof ik ook maar bij dat eerste valt nog wel wat te bedenken.
Lichamelijke ziekten en ongemakken horen bij de gewone natuur. Er moet gestorven worden, plaats gemaakt voor een volgende generatie.
Wij hebben als mensheid schuld op ons geladen door op een bepaald moment ongehoorzaam te zijn; niet meer te handelen naar ons ‘instinct’ zoals dieren die niet kunnen zondigen, maar naar berekening. We zijn gaan calculeren en ontdekten dat dat niet zo goed uitpakte. Schuldgevoel was het gevolg. En offeren om ervan af te komen. Maar dat hielp niet blijvend.
Totdat Jezus met Zijn offer daar definitief een einde aan maakte.
Nu mogen we weten in geloof dat we vergeven zijn en vernieuwde scheppingen; levend vanuit de opstanding.

Vanuit de evolutietheorie is de mens een toevalsproduct, niet wezenlijk maar alleen gradueel onderscheiden van een dier.
Hier wreekt zich een empathische beperktheid.
Theïstische evolutiegelovigen geloven niet in toevalsprodukten.
Nog maar weer eens: voor mij staat in Gen 2:7 een belangrijke tekst. God blies een mensenpaar Zijn Goddelijke adem in en maakte een start met Zijn heilsgeschiedenis.

Genesis is een historisch gepresenteerde openbaring. De zes dagen van de schepping en de zevende dag van rust van God zijn belangrijk. De sabbat wordt later gefundeerd in het aantal dagen van de schepping.

Nee, het is andersom. De scheppingsweek, als literair verhaal, is gefundeerd op de inmiddels bestaande week van de Joden. (3+3+1 of 6+1) Want hoe kan de schrijver van Genesis 1 nu spreken over dagen wanneer er nog geen hemellichamen zijn?

Wanneer ik het boek tegenkom op een tweedehands markt of in de kringloopwinkel ga ik het lezen.
En wanneer ik op mijn kort-door-de-bocht-schreden moet terugkeren zal ik dat doen.